"Ik ben inherent aan de natuurelementen verbonden

Geboren in de natuur van Anatolië en opgegroeid in het groene Opgrimbie. Nu woont hij in Leuven, is schrijver, dichter, zwart romanticus en denkt zo snel en veel dat dit interview wel eens op labyrintische poëzie kan lijken. Misschien werd Mustafa Kör daarom wel op 23 maart 2022 bekroond met de titel Dichter des Vaderlands.

“Die titel klinkt heel zwaar, hé? Dat ligt aan het woord des. Dat heeft iets potsierlijks en maakt er heel wat van. Het is een mooie maar dubbele titel: enerzijds ben ik plots publiek bezit en moet ik en plein public mijn beste been voorzetten. En langs de andere kant krijg ik wel echt de kans om dat te doen. Als Dichter des Vaderlands moet ik elke twee maanden een gedicht schrijven over iets dat het land aanbelangt, maar ook over wat ik belangrijk vind. En voor mij is dat – door het verhaal van mijn broer – bijvoorbeeld suïcide. Daar komt misschien nog wel een boek van, maar nu ben ik bezig aan een gedicht, (zucht) geloof me: poëzie is zwoegen. Het komt wel goed, maar je wil toch het summum bereiken: een gebalde tekst die je van je sokken blaast.”

 

En als je een gedicht over jouw Maasmechelen zou schrijven?

“Dan gaat het over bomen. Dat zijn de levensaders. Koester je bomen. Een ander project voor Dichter des Vaderlands is de populier. De zwarte populier is een inheemse boom die binnen dit en tien jaar verdwijnt. Het is toch intriest dat een inheemse boom gedoemd is om te verdwijnen? We kappen alles. En dat terwijl flora en fauna je een enorme boost geven. Daar moeten we vaker bij stilstaan. We moeten de natuur omarmen en koesteren. Geloof me: het is abnormaal dat je tegen een flatgebouw opkijkt. We moeten horizon zien. Af en toe terug naar de bron durven gaan. Weg met je instagrammable life, Netflix en een chique auto voor de deur. En we weten dat. Maar tussen woorden en daden is een verschil. Het is ondertussen cliché en afgezaagd. En als ik mezelf hoor, denk ik: kom, zwijg. Zet u in een hoek en wees de getormenteerde dichter. Maar iedereen weet waar het om gaat.”

“Kijk, ik ben inherent aan de natuurelementen verbonden. Ik ben geboren in een deel van de wereld met ‘s winters massa’s sneeuw, wolven, bergen en moerbeien. Een beetje een Robinson Crusoë-verhaal. En ja, dan kom je in een klein dorpje in het Maasland terecht waar ook mooie natuur is: de Maas, de Mechelse Heide, de naald- en sparrenbomen om je heen, kanaalvissen, ... Ik geniet daarvan. De boeren die zaaien op hun akkers, ik werd terug kind. Allemaal beelden die ik als kleine zag. Iedereen was met het weer bezig, want dat had impact op hun bestaan. Maar nu? Oogst goed of slecht: we bestellen het ergens uit de wereld. We kopen ons eigen geluk, maar tegelijk ook ons eigen graf. Een schip strandt in het Suezkanaal? Heel de wereld op z’n kop. Een kind van nog geen jaar dat swipet op een leesboek? Kom op. Zo gaan we samen onze ondergang tegemoet (Stilte). (Lacht) Sorry, maar het wordt zo’n interview.”

“Dat is ook deels de taak van een schrijver: aan de kantlijn staan, observeren en een spiegel voorhouden. Kijk. Wees je bewust. Je hebt een rol, je bent een ander zoogdier, en je staat er middenin. Niet op afstand. Durf je nek uitsteken, ook al gaat dat eens ten koste van jezelf. Dat geldt voor iedereen. Geloof me: je wordt een rijkere mens. Op je bek gaan is goed. Maar dat willen we niet, we willen cleane levens. Maar da’s saai. Wees origineel. Overal ligt goud, maar je moet het weten te mijnen. En je durven vuil te maken. En ja, het is zwoegen. Er zijn bijvoorbeeld ook gedichten die ik niet getemd krijg, maar dat is leuk. Dat proces heeft iets. Waarom is een wilde mustang uit de prairie interessant? Omdat dat beest een oerkracht heeft. Maar als het lukt om het te temmen, dan zit je wel op een mustang hè.”